Je mag in het betaalde en prestatiegerichte amateurvoetbal maximaal vijf keer wisselen per wedstrijd, verdeeld over drie wisselmomenten tijdens het spel. Bij een verlenging komt daar meestal één extra wissel bij, dus dan mag je zes keer wisselen. In lagere amateurklassen en de meeste jeugdteams mag je vaak onbeperkt wisselen, maar het exacte aantal hangt af van de competitie en leeftijdscategorie.

Officiële regels per niveau

• Betaald voetbal (Eredivisie, Eerste Divisie, KNVB Beker): Vijf wissels per team per wedstrijd, verdeeld over drie wisselmomenten.

• Amateurvoetbal (senioren A-categorie, oudste jeugd): Vijf wissels, drie wisselmomenten.

• Jeugdvoetbal (categorie JO15 t/m JO17 A-categorie): Zeven wissels, vier wisselmomenten.

• Jeugdvoetbal (JO13, JO14 A-categorie en alle B-categorieën): Onbeperkt wisselen.

• In verlenging: Extra wissel toegestaan (maximaal zes per team).

Praktische uitleg wisselmomenten

De wissels moeten strategisch worden ingezet, want je mag niet bij elke wissel het spel stilleggen. Je hebt drie wisselmomenten per wedstrijd en een vierde in de verlenging. Wisselen in de rust telt niet mee als wisselmoment, waardoor je daar extra flexibel bent.

Afwijkingen in lagere klassen

In lagere amateurreeksen en jeugdwedstrijden mag er vaak doorlopend gewisseld worden, en deze regels kunnen lokaal of onderling afgesproken worden met de scheidsrechter. Controleer dus altijd de reglementen van jouw specifieke competitie als je wilt weten wat er is toegestaan.