Joodse vrouwen, vooral in orthodoxe gemeenschappen, dragen een pruik (sjeitel) om hun haar te bedekken na het huwelijk. Dit is gebaseerd op de religieuze traditie en wetten van tzniut (bescheidenheid), waarbij getrouwde vrouwen hun haar bedekken als teken van nederigheid en privacy tegenover hun echtgenoot. De pruik biedt een praktische en stijlvolle manier om aan deze religieuze plicht te voldoen, terwijl het uiterlijk verzorgd en modieus kan blijven. Niet alle Joodse vrouwen dragen een pruik; sommigen kiezen voor sjaals of hoeden. Er zijn ook verschillen in interpretaties binnen de gemeenschap over hoe en wanneer de pruik wordt gedragen, en of het er te aantrekkelijk mag uitzien.
Historisch gezien zijn de haarbedekkingsgebruiken geworteld in rabbinale voorschriften en tradities, waarbij het verboden was voor getrouwde vrouwen om hun natuurlijke haar niet bedekt te laten. Het dragen van een pruik kan ook gezien worden als een manier om sociale normen en religieuze waarden in balans te brengen zonder te stigmatiseren, doordat pruiken tegenwoordig zo natuurlijk lijken dat ze nauwelijks van echt haar te onderscheiden zijn.
